Onbewuste associaties houden racisme mede in stand – Hoe kun je je hiertegen wapenen?

Deze blog is een aangepaste versie van een van onze eerder verschenen blogs, namelijk: ‘Waarom de associaties in ons brein belangrijk zijn voor jouw veranderaanpak’ door D&B’er Suzie Geurtsen.

Toen ik vroeger aan tafel zat, weigerde ik regelmatig mijn broccoli op te eten. Mijn moeders reactie was steevast dat ik mijn bord leeg moest eten, “want kinderen in Afrika hadden honger, en ik had tenminste te eten”. Herkenbaar?

Meestal gaf ik toe en at ik met tegenzin mijn broccoli op. Maar door de uitspraak van mijn moeder ben ik helaas ook, heel onbewust, ‘kinderen in Afrika’ met ‘zielig’ gaan associëren. Dit deed me denken aan de TedTalk van schrijver Chimamanda Ngozi Adichie, van wie ik een groot fan ben. In haar TED Talk The danger of a single story betoogt ze dat het belangrijk is om meerdere verhalen over een plaats of persoon te horen.

Waarom? Verhalen doen ertoe: ze bepalen hoe we naar onszelf en anderen in de wereld kijken. Door keer op keer een eenzijdig verhaal te horen of lezen, vormen onze hersenen (onbewuste) associaties. Zoals mijn onbewuste associaties over ‘kinderen in Afrika’ en ‘zielig’ die ontstonden aan de keukentafel. Want andere verhalen over ‘kinderen in Afrika’, die hoorde ik eigenlijk niet.

Onbewuste associaties worden niet alleen door verhalen gevormd, maar ook door onze ervaringen. Als we ervaren dat regen vervelend is en we dan een paraplu nodig hebben, slaan onze hersenen deze associatie op. Ook worden ze door de ervaringen van anderen gevormd (bijvoorbeeld: een vriendin die klaagt over een fietstocht door de regen, waardoor de negatieve associatie met regen wordt versterkt). Hoe vaker bepaalde onderwerpen gekoppeld of verbonden zijn, hoe sterker de associatie in onze hersenen wordt.

Onbewuste associaties zijn connecties tussen verschillende concepten (bijvoorbeeld: kinderen in Afrika zijn zielig) die niet overeen hoeven te komen met onze bewuste overtuigingen (bijvoorbeeld: ik ben tegen discriminatie). Zo kunnen ze een kloof veroorzaken tussen wat we willen en vinden, en wat we daadwerkelijk doen.

Impliciete associaties kunnen doorsijpelen in gedrag en daarom is het belangrijk om ons hier bewust van te zijn. In dit artikel leggen we uit hoe zulke onbewuste associaties werken en geven we tips om je hiertegen te wapenen.

Automatische activatie

Onbewuste associaties kunnen er dus voor zorgen dat ons gedrag niet strookt met onze bewuste overtuigingen. . Hoe werkt dit precies?

Je kan onbewuste associaties in het brein zien als enorme ketens van verbonden concepten. We noemen dit associatieve netwerken. Deze netwerken ontstaan door ervaringen, bijvoorbeeld voelen, zien, lezen, horen of ruiken dat twee of meerdere concepten bij elkaar horen. Bijvoorbeeld: als je een zeebries voelt, is het niet lastig om hier het gekrijs van meeuwen, de zoute zeelucht, een parasol en zonnebrand bij te denken. We merken dit niet en hebben er dan ook nauwelijks invloed op.


Voorbeeld: Omdat de persoon in het plaatje hierboven, laten we hem voor het gemak Jan noemen, vaak schoonmaakt met naar citroen ruikende allesreiniger zie je dat zijn brein deze concepten aan elkaar koppelt in een associatief netwerk. Als één concept in dit netwerk wordt getriggerd, worden andere concepten in het netwerk ook automatisch actief. In het geval van Jan betekent dit dat het (onbewust) ruiken van citroengeur er bijvoorbeeld voor kan zorgen dat hij gaat schoonmaken. Hij merkt zelf waarschijnlijk niet dat de citroengeur zijn gedrag stuurt. Lang niet alle actieve concepten bereiken namelijk ons bewustzijn.

Welke concepten in het netwerk actief worden, hangt bijvoorbeeld af van de context en de sterkte van de associaties. Associaties worden onder meer sterker naarmate je vaker ervaart dat concepten bij elkaar horen en/of je sterke emoties beleeft tijdens die ervaringen.

Doordat we geen invloed hebben op de vorming en activatie van associaties kunnen ze leiden tot gedrag dat afwijkt van wat we bewust willen en vinden. Dat gebeurt vooral als we niet goed na kunnen denken: bijvoorbeeld als we moe zijn, als we haast hebben, als we gedronken hebben of als we ons bedreigd voelen.

We willen geen onderscheid maken, maar doen het toch

Een indrukwekkend voorbeeld van de kracht van onbewuste associaties is een studie naar de zogeheten shooter bias.[1] Proefpersonen deden een simpel computerspel waarbij ze de opdracht kregen om zonder nadenken te schieten als de persoon die in beeld verscheen (de ‘target’) gewapend was, en om niet te schieten als deze ongewapend was. De huidskleur van de targets in het computerspel was zwart of wit. Wat bleek? Proefpersonen schoten vaker op ongewapende zwarte targets dan op ongewapende witte targets. Hieruit blijkt dat ze een zwarte huidskleur onbewust koppelden aan wapens, ook als ze vóór de studie aangaven geen onderscheid te (willen) maken op basis van huidskleur. Deze discrepantie gold zelfs voor proefpersonen met een zwarte huidskleur: ook zij schoten vaker op ongewapende zwarte targets.

Hebben deze targets een wapen vast of een ongevaarlijk gebruiksvoorwerp?

Een ander voorbeeld van de kracht van onbewuste associaties is het virtual reality onderzoek van wetenschapper Ron Dotsch.[2]Hij liet proefpersonen met een 3D-bril in een virtuele omgeving naar een bushokje lopen, waar zij een avatar tegenkwamen met een Marokkaans uiterlijk of een westers uiterlijk. Hij analyseerde vervolgens hoeveel afstand ze tot de avatar hielden, hoe hoog hun hartslag was en hoeveel zweet ze produceerden: tekenen van angst. De uitkomst? Bij de Marokkaanse avatar hielden de proefpersonen meer afstand, was hun hartslag hoger en zweetten ze meer.

De westerse en Marokkaanse avatar in de studie van Dotsch.

Deze studies laten zien dat onbewuste associaties ervoor kunnen zorgen dat we soms verschillend reageren op mensen op basis van hun huidskleur, terwijl we zeggen dat we dit niet (willen) doen. En zo zijn er nog veel meer voorbeelden van de kloof tussen onze overtuigingen en ons gedrag.

Van onbewuste associaties naar bewust handelen

We willen graag benadrukken dat dit inzicht geen vrijbrief is om onbewuste associaties als excuus te gebruiken voor discriminatie. Associaties activeren concepten en gedragingen weliswaar onbewust, maar na die automatische eerste reactie heb je gelukkig wel invloed op je eigen gedrag.

Hoe zorg je er nu voor dat vooroordelen die je onbewust hebt je gedrag niet sturen?

Hoewel dit een complexe vraag is, zijn er een aantal dingen waar je op kunt letten:

1. Vergroot je cognitieve capaciteit

Zoals we al eerder uitlegden ben je sneller geneigd om te handelen op basis van je onbewuste associaties als je cognitief uitgeput bent en dus minder cognitieve controle hebt. [3] Dit is bijvoorbeeld het geval als er sprake is van tijdsdruk, of als je onder invloed van negatieve emoties, stress of verdovende middelen bent. Dit wil je dus zoveel mogelijk vermijden.

In een andere studie dan hierboven benoemd, bleek dat mensen die moe waren vaker de shooter bias vertoonden dan mensen die zich uitgerust voelden. Dit kan erop wijzen dat onder andere politieagenten minder snel handelen op basis van onbewuste associaties als zij uitgeslapen op hun werk verschijnen. Ook in banen waar het in mindere mate een zaak van leven of dood is, is het van belang om een juiste beslissing te maken. Ben je bijvoorbeeld als HR-professional verantwoordelijk voor het aannemen van nieuwe medewerkers? Zorg er dan voor dat je jezelf voldoende tijd geeft, uitgerust bent en je stabiel voelt.

2. Jong geleerd is oud gedaan

Adolescenten zijn gevoelig voor groepsvorming. In deze levensfase zijn we extra alert op wie er tot onze eigen groep behoort, of tot een andere. Wij mensen zijn immers sociale dieren: we letten goed op wat anderen doen – deze behoefte is bij adolescenten het sterkst – en kunnen ‘besmet’ raken door de vooroordelen van anderen. Andersom werkt het ook: bij adolescenten kan de ‘besmetting’ afnemen als zij anderen uit verschillende groepen (bijvoorbeeld: zwarte en witte mensen) op een onbevooroordeelde manier met elkaar zien omgaan.[4] Dit kan al met een eenvoudige film of video.

3. Maak contact of beeld positief contact in

Er is veel onderzoek gedaan naar de contacthypothese. De contacthypothese veronderstelt dat wanneer leden van verschillende sociale groepen contact met elkaar hebben, vooroordelen kunnen afnemen. Hierbij gaat het dus over het zelf ervaren van contact. Deze hypothese kan onder de juiste condities effect hebben: gelijkwaardige status van beide groepen, gemeenschappelijke doelen, samenwerking tussen beide groepen en de steun van de autoriteiten, wet en heersende gebruiken.[5]

Het idee achter deze hypothese is dat mensen meer over de ‘ander’ te weten komen, en daardoor zien hoeveel overeenkomsten er zijn. Daarnaast kan het angst verminderen, waardoor vooroordelen afnemen. Een andere verklaring is dat het empathie in de hand werkt, en dat mensen eerder geneigd zijn zaken vanuit het perspectief van de ander te bekijken.[6]

Voor mensen die, zoals ik vroeger, weinig in contact kwamen met mensen van andere groepen in de samenleving, zou het kunnen helpen om meer onderwijs over andere sociale groepen te krijgen. Denk bijvoorbeeld aan aandacht voor het bewijs dat Turkse Nederlanders niet per se gewelddadiger zijn dan witte Nederlanders. Daarbij is het belangrijk dat de informatie die je meegeeft, geloofwaardig en waar is.

Een onderzoek liet zien dat zelfs als mensen zich inbeelden dat ze positief contact hebben met mensen van een andere sociale groep, dit tot een vermindering van vooroordelen kan leiden. Dit ingebeelde contact effect was sterker bij kinderen dan bij volwassenen. Ook hier kan opvoeding en educatie een belangrijke rol spelen.[7]

4. Vorm andere associaties

Hoewel het niet gemakkelijk is, kan het helpen om impliciete associaties te verzwakken of zelfs nieuwe associaties te vormen. Zo werd er al eerder onderzocht of automatische vooroordelen verminderen als je mensen via een computerprogramma traint om het behoren tot een bepaalde groep (bijvoorbeeld: etniciteit) niet te koppelen aan een stereotype (bijvoorbeeld: gewelddadigheid).[8] In een ander onderzoek werd zelfs geëxperimenteerd met het koppelen van contra-stereotype informatie aan geluiden, die vervolgens tijdens de slaap werden afgespeeld.[9]

Tot slot

Tot slot is er een belangrijke rol weggelegd voor de mensen die beslissen over welke verhalen ‘we’ zien en dus de beeldvorming en representatie in bijvoorbeeld de media en reclames. Zoals Adichie het in haar TED Talk zegt: er is altijd meer dan één verhaal.

Mijn moeder is inmiddels oma en vertelt mijn nichtje van drie dat ze haar broccoli moet eten omdat ze daar sterk van wordt. Hopelijk vormt zij andere onbewuste associaties dan ik vroeger deed.

Disclaimer:
Wij zijn ons ervan bewust dat wij een organisatie met overwegend witte medewerkers zijn. Toch willen wij via wetenschappelijke inzichten ons steentje bijdragen aan het racismedebat en onze stem tegen racisme laten horen. Kijk bijvoorbeeld hier als je als wit persoon meer wilt weten over dit thema.

[1] The Police Officer’s Dilemma: Using Ethnicity to Disambiguate Potentially Threatening Individuals, Joshua Correll, Bernadette Park, Charles M. Judd, Bernd Wittenbrink, 2002
[2] Virtual prejudice. Ron Dotsch and Daniël H.J.Wigboldus, 2008
[3] When Fatigue Turns Deadly: The Association Between Fatigue and Racial Bias in the Decision to Shoot, Debbie S. Ma, Joshua Correll, Bernd Wittenbrink, Yoav Bar-Anan, Nagappan Sriram, Brian A. Nosek, 2003
[4] The Nonverbal Transmission of Intergroup Bias: A Model of Bias Contagion with Implications for Social Policy. Max Weisbuch and Kristin Pauker, 2011
[5] On the Nature of Prejudice: Fifty Years after Allport, geredigeerd door John F. Dovidio, Peter Glick, Laurie A. Rudman, 2005
[6] How does intergroup contact reduce prejudice? Meta-analytic tests of three mediators, Thomas F. Pettigrew  and Linda R. Tropp, 2008
[7] A meta-analytic test of the imagined contact hypothesis. Eleanor Miles and Richard J. Crisp, 2013
[8] Eliminating automatic racial bias: Making race non-diagnostic for responses to criminal suspects. E. Ashby Plant B. Michelle Peruche David A. Butz, 2005
[9] Unlearning Implicit Social Biases During Sleep, Xiaoqing Hu, James W. Antony, Jessica D. Creery, Iliana M. Vargas, Galen V. Bodenhausen, and Ken A. Paller, 2015

Deel dit artikel

Facebook
Twitter
LinkedIn

Downloading new knowledge

Mis geen waardevolle inzichten meer! Schrijf je in en ontvang artikelen en andere informatie over de psychologie van gedragsverandering, ons perspectief op gedrag, beïnvloedingstechnieken, best-practices en nog veel meer.

Je kunt je op elk moment weer afmelden. Wij gaan zorgvuldig met je emailadres om en zullen nooit spam versturen. Bekijk ook onze privacyverklaring.

Reacties

0 reacties

  1. De term ‘racisme’ is nogal diffuus. Naar hedendaagse inzichten bestaan er biologisch gezien geen mensenrassen. Tegelijkertijd wordt zelfs het discrimineren van (bijvoorbeeld) Marokkanen gekenschetst als ‘racisme’.

    Daarbij denk ik dat het verhaal wat complexer is dan racisme, respectievelijk individuele beeldvorming.

    Groepsvorming, met bijbehorende gedragingen, is des mensch. En elke (ethnische) groep heeft de neiging andere groepen te ‘discrimineren’. Onder andere vanwege de behoefte eigen overtuigingen en cultuur te beschermen. Of domweg op basis van negatieve ervaringen met een andere groep. Of dat nou gaat om Hutu’s vs Tutsi’s, VVD-ers vs PvdA-ers, katholieken vs protestanten, Marokkanen vs Berbers of antropocentristen vs ecocentristen.

    NB. De reacties in de ‘shooter bias’ en Dotsch’s onderzoek zijn mijns inziens het gevolg van eerdere, al dan niet terechte, beeldvorming. En niet van een spontane reactie op huidskleur.